Duurzaam bouwen: van ambitie naar meetbare impact
De Nederlandse bouwsector staat voor een keerpunt. Waar voorheen mooie woorden over verantwoorde materialen en technieken voldoende waren om huurders en beleggers te overtuigen, worden nu aantoonbare resultaten verwacht. Duurzaamheid is niet langer optioneel, het is een vereiste.
Duurzaam bouwen creëert waarde voor bewoners, investeerders, de buurt en de maatschappij. De vraag is niet meer óf, maar hoe snel vastgoedbedrijven de omslag maken. Benieuwd wat er allemaal mogelijkheden is? Dit artikel geeft een inkijkje hoe je duurzame ambities omzet naar meetbare resultaten.
Key takeaways:
- Gecertificeerd bouwen als must-have
- Transparante impact met concrete KPI’s
- Technologische innovaties scheppen de toekomst
- Kennis uitbreiden door strategische partnerships
- Duurzame projecten als vitale business case

1. Duurzaamheid van ‘nice-to-have’ naar ‘must-have’
De tijd dat duurzaamheid als luxe werd beschouwd, is voorbij. Een gebouw zonder oog voor de impact op mens en milieu verkopen of verhuren? Dat wordt steeds moeilijker. En niet alleen vanwege eisen van de overheid en gebruikers: het levert projectontwikkelaars simpelweg meer op wanneer ze bouwen voor de lange termijn.
Simon Hogenstijn van Building Revolution heeft ruim tien jaar ervaring in het adviseren van ontwikkelaars. Hij legt uit: “Projectontwikkelaars die nog steeds denken in oude patronen, lopen achter de feiten aan. Regelgeving wordt strenger, klanten verwachten meer en investeerders stellen strikte voorwaarden. Je kunt beter in een keer een echt duurzaam gebouw neerzetten, dan het elke tien jaar aanpassen.”
Los van de intrinsieke motivatie om de wereld te verbeteren, zijn er drie krachten die bijdragen aan de kentering in duurzaam bouwen: wetgeving, marktdynamiek en economie. Daar duiken we hieronder dieper op in.

Levende gevels van het Marriott Hotel op de Health Innovation Campus Boxmeer
1.1 Regelgeving als gamechanger
De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) verplicht bedrijven om te rapporteren over hun impact op mens en milieu. Dit betekent dat projectontwikkelaars hun duurzaamheidsprestaties transparant moeten maken.
Alle grote ondernemingen die conform de CSRD rapporteren, moeten dat ook conform de EU Taxonomie doen. Deze Europese regelgeving creëert een uniforme standaard voor wat daadwerkelijk ‘groen’ is. Voor projecten die niet aan deze criteria voldoen, wordt het vinden van financiering steeds lastiger.
Ook lokale overheden dragen bij aan het versnellen van de energietransitie. Gemeenten en provincies koppelen een bouwvergunning steeds vaker aan hun eigen duurzaamheidseisen, die vaak verder gaan dan de wettelijke vereisten. Zo wordt de trend naar vergroening op verschillende niveaus aangejaagd.
1.2 Marktdynamiek en klantverwachtingen
Zakelijke huurders integreren duurzaamheid meer en meer in hun huisvestingsstrategie. Multinationals zoals Ahold, Unilever, ING en ASML eisen hoge BREEAM- en LEED-certificering voor hun kantoren. Deze bedrijven rapporteren over hun scope 3 emissies, waar kantoorgebouwen een significant onderdeel van uitmaken. Huurcontracten bevatten daarom steeds vaker duurzaamheidsclausules met concrete energieprestatie-eisen.
Institutionele beleggers herdefiniëren hun investeringscriteria rond ESG-prestaties. Nederlandse pensioenfondsen ABP en PMT hebben aangekondigd dat elke vastgoedinvestering vanaf 2025 moet bijdragen aan hun net-zero ambities. Dit betekent dat commercieel vastgoed zonder duurzaamheidscertificering wordt uitgesloten van hun aankoopportefeuilles, of gewaardeerd met een significante risico-opslag.
Gemeenten en provincies gebruiken duurzaamheid als selectiecriterium bij gronduitgifte. Aanbestedingen voor commerciële ontwikkellocaties kennen steeds vaker gunningscriteria waarbij duurzaamheidsprestaties tot wel 50% van de score bepalen. Onder andere Amsterdam en Rotterdam eisen expliciet circulaire bouwplannen en energieneutrale ontwerpen voor nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties.
1.3 Economische drivers achter de verschuiving
Stijgende energieprijzen maken de business case voor duurzaam bouwen steeds sterker. Een gemiddeld nieuwbouwproject met energielabel A heeft tot 40% lagere energiekosten dan vergelijkbare bestaande bouw. Dankzij stijgende energieprijzen zijn die duurzaamheidsinvesteringen binnen 10 jaar terugverdiend.
Duurzame materialen worden mainstream. Wat voorheen niche was, wordt inmiddels op industriële schaal geproduceerd. Houtbouw, gerecyclede materialen en bio-gebaseerde isolatie bereiken kostenpariteit met traditionele alternatieven.
Groene financiering accelereert deze ontwikkeling. Banken bieden ‘sustainability linked loans’ met rentekorting voor projecten die duurzaamheidsdoelstellingen behalen. De Europese Investeringsbank verstrekt via het InvestEU programme. miljarden aan gunstige financiering voor groene vastgoedprojecten.

2. Meetbare impact: van papieren beloftes naar concrete resultaten
De tijd van vage ambities is voorbij. Investeerders, huurders en overheden eisen harde data. Ze willen weten hoeveel energie hun gebouw verbruikt, welke CO2-impact het heeft en of materialen daadwerkelijk circulair zijn. Transparantie wordt de nieuwe standaard.
Duurzaamheidsadviseur Simon Hogenstijn erkent de meerwaarde van certificering, maar is tegelijk huiverig voor greenwashing. “GPR Gebouw is een Nederlands instrument om de duurzaamheid van gebouwen te verbeteren. Het voegt in mijn ogen echter weinig toe, omdat een duidelijk kwaliteitsprotocol ontbreekt.
Ook het bekende ‘energielabel’ zegt te weinig over duurzaamheid. Zo kan je bijvoorbeeld hoog scoren vanwege zonnepanelen, zonder fatsoenlijk te isoleren. Dat is dweilen met de kraan open. Wij adviseren te kijken naar het totale energieverbruik. Dus hoe het wordt opgewekt én hoe efficiënt het wordt gebruikt. BREEAM is daar in mijn ogen het meest betrouwbare certificaat voor. Een ander pluspunt van BREAAM is dat het installaties niet alleen in het ontwerp toetst, maar ook tijdens de bouw controleert.”
2.1 Certificering en validatie
BREEAM staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method. Dit is wereldwijd het meest toegepaste duurzaamheidskenmerk voor gebouwen en wordt sinds 2009 in Nederland toegepast. Het systeem beoordeelt projecten binnen negen categorieën: energie, water, materialen, afval, gezondheid, transport, ecologie, management en innovatie.
Een nieuw project ontvangt een BREEAM-score op basis van het percentage duurzaamheidscriteria waaraan het voldoet. Dat resultaat kan PASS (≥ 30%), GOOD (≥ 45%), VERY GOOD (≥ 55%), EXCELLENT (≥ 70%) of OUTSTANDING (≥ 85%) zijn. Inmiddels hebben ruim 60.000 projecten wereldwijd, waarvan 4.000 in Nederland, een BREEAM-certificaat behaald.
WELL is een internationaal erkend keurmerk dat focust op gezondheid, welzijn en comfort. Het doel is een beter leefklimaat voor dagelijkse gebruikers van een gebouw. Dat kunnen bewoners in een appartementencomplex, werknemers in een distributiecentrum of gasten in een restaurant zijn. Bedrijven met een hoge WELL-certificering profiteren over het algemeen van een hogere productiviteit en een lager ziekteverzuim.
WELL toetst gebouwen op elf criteria: lucht, water, voeding, licht, beweging, thermisch comfort, geluid, materialen, geest, gemeenschap en innovatie. Zo is bijvoorbeeld voldoende ventilatie, daglicht en rust belangrijk voor een gezonde omgeving. Elk aspect draagt bij aan de uiteindelijke score van Brons (≥ 40 punten), Zilver (≥ 50 punten), Goud (≥ 60 punten) of Platina (≥ 80 punten).
LEED (Leadership in Energy and Environmental Design) is een Amerikaans systeem dat in Nederland veelal gebruikt wordt door internationale ontwikkelaars en beleggers. Het geeft multinationals een krachtige tool om de prestaties van al hun vastgoed verspreid over de wereld te beoordelen. Halverwege 2025 waren er in ons land 139 gebouwen LEED-gecertificeerd, waarvan 14% Silver, 61% Gold en 15% Platinum.
LEED richt zich met name op de energieprestaties en de daarmee samenhangende milieu-impact van een gebouw. Een hoge certificering is dus niet alleen goed voor de duurzaamheid, maar ook voor het betaalbaar houden van het dagelijks gebruik. LEED Gold (≥ 60 punten) en LEED Platinum (≥ 80 punten) projecten realiseren gemiddeld 25-30% lagere operationele kosten.
2.2 KPI’s die ertoe doen in de praktijk
Energieprestatie-indicatoren voor utiliteitsbouw gaan verder dan basis EPC-labels. Sinds 2021 moeten kantoor- en bedrijfsgebouwen voldoen aan strengere BENG-eisen, met een maximaal primair energiegebruik van 50 kWh/m² per jaar voor kantoren. Topklasse gebouwen realiseren prestaties onder de 25 kWh/m², wat essentieel is voor BREEAM Outstanding en LEED Platinum certificering.
CO2-uitstoot over de gehele levenscyclus van een gebouw wordt beslissend voor institutionele beleggers. Grote pensioenfondsen zoals APG en PFZW hanteren strenge CO2-budgetten voor hun vastgoedportefeuilles. Commerciële projecten moeten aantonen dat ze bijdragen aan net-zero doelstellingen voor 2050, wat betekent dat embodied carbon van materialen even belangrijk wordt als operationele energie.
Circulaire prestatie-indicatoren zoals de Material Circularity Indicator (MCI) worden steeds belangrijker voor ESG-financiering. Deze specifieke indicator meet het percentage te gebruiken hernieuwbare en herbruikbare grondstoffen in een gebouw. Op basis van dat internationaal erkend materialenpaspoort, krijgen projecten met hoge circulariteit voorrang tot green bonds en sustainability-linked loans.
2.3 Transparantie en rapportage naar stakeholders
Real-time monitoring via IoT-sensoren wordt de nieuwe standaard. Slimme meters en sensoren meten continu energieverbruik, luchtkwaliteit, temperatuur en vochtigheid. Dashboards vertalen deze data zodat huurders en beheerders inzicht hebben in de werkelijke prestaties van het gebouw.
Blockchain-technologie maakt materialenpaspoorten mogelijk. Elk gebruikt materiaal krijgt een digitale identiteit met informatie over herkomst, samenstelling en eindbestemming. Dit vergroot de transparantie in de keten en maakt circulaire businessmodellen mogelijk.
Third-party verificatie wordt verplicht voor duurzaamheidsclaims. Onafhankelijke certificeringsinstanties zoals BRE (BREEAM) en USGBC (LEED) controleren of projecten daadwerkelijk presteren zoals beloofd. Dit voorkomt ‘greenwashing’ en verhoogt het vertrouwen van investeerders en eindgebruikers.
3. Innovatie en technologie als aanjagers van duurzame ontwikkeling
Technologie verandert de manier waarop we bouwen. Wat gisteren nog innovatief was, is vandaag mainstream. Houtbouw bereikt nu 20 verdiepingen. Sensoren voorspellen wanneer onderhoud nodig is. Gebouwen produceren meer energie dan ze verbruiken. De vraag is niet meer óf deze technieken werken, maar hoe snel je ze implementeert.
Volgens Simon Hogenstijn loopt Nederland internationaal gezien redelijk voorop. “De schaarste op de arbeidsmarkt versnelt de trend naar betere gebouwen. Comfort op de werkvloer helpt nu eenmaal bij het aantrekken van personeel. Ik zie veelbelovende initiatieven met zomernachtventilatie, waarmee gebouwen ‘s nachts worden gekoeld met gratis koude buitenlucht.
Maar nog niet alles gaat goed. De akoestische norm ligt met 80 decibel nog steeds veel te hoog. Dat is alsof er een vrachtwagen op vijf meter afstand met 60 per uur langsrijdt. Voor kantoren ligt de norm met 45 dB strenger, maar voor een goede concentratie is 35-40 dB wenselijk. Ik adviseer ontwikkelaars dan ook om te anticiperen op de wensen van morgen, in plaats van te reageren op de eisen van vandaag.”
Dit hoofdstuk toont welke innovaties nu klaar zijn voor brede toepassing. Geen science fiction, maar bewezen concepten die projecten onderscheiden in de markt.
3.1 Slimme bouwmaterialen en -technieken
Bio-gebaseerde materialen bieden unieke voordelen voor grote commerciële projecten. Kantoorgebouwen tot 20 verdiepingen kunnen dankzij organische bouwmaterialen al 40% kortere bouwtijd en 60% lagere CO2-voetafdruk realiseren. Het nieuwe Triodos hoofdkantoor in Driebergen toont aan dat houtbouw ook geschikt is voor hoogwaardige kantooromgevingen met extreem goede akoestische prestaties.
Terwijl de aannemer bezig is met het leggen van de fundering, produceren gespecialiseerde machines prefab modules voor de volgende bouwfase. In de beschermde omgeving van een fabriek gebeurt dat extreem efficiënt, met een minimum aan energie en restafval. Modulaire bouwsystemen kunnen de totale bouwtijd met 30 – 40% verkorten, wat gunstig is voor de totale ecologische voetafdruk.
Hoogwaardige gerecyclede materialen voldoen aan commerciële kwaliteitseisen. Gerecyclede staalprofielen en betononderdelen bereiken dezelfde sterkteklassen als nieuwe materialen, maar met 70% lagere embodied carbon. Ook bestaat er de garantie dat materialen na gebruik worden teruggenomen. Daarmee ondersteunen corporate huurders hun circulaire ambities zonder kwaliteitscompromis.

Prefab hout

Prefab beton
3.2 Energiesystemen van de toekomst
Volledig elektrische concepten elimineren fossiele brandstoffen uit gebouwen. Door warmtepompen te koppelen aan zonnepanelen en thuisbatterijen, kunnen woningen en kantoorgebouwen energieneutraal of zelfs energiepositief worden. Collectieve energiesystemen verlagen kosten en vergroten efficiëntie. Warmte-koudeopslag (WKO) systemen gebruiken de natuurlijke temperatuur van de bodem voor verwarming en koeling. Schiphol Airport bespaart jaarlijks bijvoorbeeld 100.000 ton CO2 met het grootste WKO-systeem van Europa.
Smart grids en energiemanagement optimaliseren operationele kosten voor commerciële huurders. Kantoorgebouwen met slimme energiesystemen kunnen overtollige zonne-energie verkopen aan het net tijdens weekenden en deze terugkopen tijdens piekuren op werkdagen. Bovendien geeft het huurders inzicht in het werkelijke energieverbruik per vierkante meter, voor extra transparantie in servicekosten en duurzaamheidsprestaties.
Health Innovation Campus Boxmeer is een voorbeeld van een vooruitstrevend project met integrale energieoplossing. De sterke focus op duurzaamheid vertaalt zich naar innovatieve maatregelen zoals groene daken, energie-efficiënte gebouwen en klimaatadaptieve systemen. Alles is erop gericht om de campus zuinig, milieuvriendelijk en klimaatbestendig te maken.

3.3 Digitale tools voor optimalisatie
Building Information Modeling (BIM) integreert duurzaamheid in het ontwerpproces, door de CO2-voetafdruk van materiaalkeuzes en energieconcepten te berekenen. Dit maakt het mogelijk om duurzaamheid te optimaliseren ruim voordat de eerste schep de grond ingaat.
Een Digital Twin, oftewel een virtuele kopie van een gebouw, maakt het mogelijk om gebouwprestaties te voorspellen en te optimaliseren. Real-time modellen combineren sensordata met algoritmes om energieverbruik en onderhoudskosten te reduceren. Zo kunnen beheerders periodiek onderhoud inplannen en weten wanneer welk materiaal beschikbaar komt voor hergebruik. Dit verlengt de levensduur van gebouwen en verhoogt de circulariteit.
4. Samenwerking als sleutel tot schaalbare impact
Succesvolle projecten ontstaan door slimme samenwerkingen. Een innovatieve materiaalleverancier die nieuwe mogelijkheden opent. Een gemeente die ruimte geeft voor experimenteren. Een belegger die lange termijn denkt. Samen bereiken we meer dan de som der delen.
Volgens Simon Hogenstijn zit het geheim van een geslaagd project in keuzes maken en doorpakken. “Een projectteam dat erbovenop zit is cruciaal. Tuurlijk, een externe controleur kost geld, maar die verdient zichzelf vele malen terug in de hogere bouwkwaliteit. Zo let ik goed op dat er voldoende aandacht gaat naar installaties als ventilatie, verlichting en koeling. Een gebouw kan constructief state-of-the-art zijn, maar bij een suboptimaal energiebeheer zullen huurders terughoudend zijn. Zo lijkt investeren in triple glas op voorhand duur, maar betaalt zichzelf dubbel en dwars uit.”
Dit hoofdstuk laat zien hoe succesvolle ontwikkelaars hun netwerk inzetten als strategisch voordeel. Van ketenintegratie tot stakeholder engagement: structurele samenwerking bevordert kennisdeling, risicospreiding en het realiseren van ambities.
4.1 Ketenintegratie en partnerships
Strategische allianties met materiaalleveranciers accelereren duurzame innovatie. Projectontwikkelaars die vroeg partnerships aangaan met innovatieve leveranciers, krijgen toegang tot nieuwe materialen en technieken voordat deze mainstream worden. Grote aannemers werken bijvoorbeeld samen met betonrecyclespecialisten om 100% herbruikbare betontoepassingen te ontwikkelen.
Langetermijncontracten met gespecialiseerde aannemers zorgen voor kwaliteitsborging en kennisopbouw. Door samen te werken met aannemers die gespecialiseerd zijn in duurzame bouwmethoden, kunnen ontwikkelaars complexe technieken beheersbaar implementeren. Deze samenwerking vermindert uitvoeringsrisico’s en versnelt de leercurve.
Onderzoekspartnerships met kennisinstituten zoals TNO, TU Delft en Wageningen University brengen de laatste innovaties naar de praktijk. Het Living Lab-concept biedt ruimte om nieuwe technieken eerst te testen in kleinschalige pilotprojecten, voordat ze worden opgeschaald naar commerciële ontwikkelingen.

Binnenplaats van het Marriot Hotel Boxmeer
4.2 Stakeholder engagement en co-creatie
Door huurders al in de ontwerpfase te betrekken bij energieconcepten en werkplekinnovaties, ontstaan gebouwen die perfect aansluiten bij hun operational excellence doelstellingen. Bedrijven die meedenken over hun eigen slimme gebouwsysteem realiseren lagere gebruikskosten.
Gemeenten positioneren zich als voorloper op het gebied van duurzame bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Door samen met projectontwikkelaars integrale gebiedsvisies op te stellen, ontstaan coherente ecosystemen waar bedrijven profiteren van gedeelde voorzieningen zoals groene energie-opwekking en circulaire afvalverwerking. De Brainport Campus in Eindhoven toont hoe publiek-private samenwerking leidt tot wereldklasse duurzame bedrijfslocaties.
Institutionele beleggers fungeren als strategische partners in plaats van passieve kapitaalverschaffers. Door pensioenfondsen en verzekeraars vanaf het concept te betrekken bij ESG-strategieën, komen ontwikkelingsvisie en beleggingsdoelstellingen op één lijn te liggen. Deze samenwerking resulteert in stabiele financiering, hogere verkoopprijzen (doordat beleggers lagere rendementen accepteren voor duurzame assets) en gedeelde risico’s bij innovatieve duurzaamheidsconcepten zoals energy-as-a-service modellen.
4.3 Kennisdeling en best practices
Open innovation platforms zoals de Green Building Council Nederland faciliteren kennisdeling tussen concurrenten. Door best practices en lessons learned te delen, versnelt de hele sector de duurzaamheidstransitie. Case study publicaties en project tours maken specialistische kennis toegankelijk voor een groter publiek. Door succesvolle projecten uitgebreid te documenteren en open te stellen voor bezichtiging, kunnen andere ontwikkelaars leren van bewezen concepten.
Sectorale kennisnetwerken zoals Bouwend Nederland en NEPROM creëren collectieve leerprocessen. Deze organisaties ontwikkelen gezamenlijke standaarden, certificeringen en lobbyen voor ondersteunend beleid. Hun werkgroepen vertalen complexe regelgeving naar praktische handreikingen voor hun leden.
5. De business case voor duurzaam bouwen vandaag en morgen
Duurzame gebouwen realiseren hogere huurprijzen, lagere operationele kosten en snellere verhuur. Bovendien behouden zij hun waarde terwijl conventionele gebouwen depreciëren. Maar de échte waarde zit in toekomstbestendigheid. Regelgeving wordt strenger. Huurders kiezen bewuster. Financiers stellen hardere eisen. Wie nu investeert in duurzaamheid, vermijdt straks kostbare renovaties of waardeverlies.
Simon Hogenstijn ziet een belangrijke rol weggelegd voor huurders. “De eindgebruiker mag van mij eigenlijk nog hogere eisen aan het gebouw stellen. De premium huur verdienen ze ruim terug in lagere gebruikskosten, ze minimaliseren hun CO2-uitstoot en het personeel komt in een gezonde omgeving te werken. Als ontwikkelaar zou ik daarom een stap verder gaan dan de huidige wettelijke verplichting. Over een paar jaar is het vrijwel onmogelijk om een pand zonder BREEAM-certificaat te verhuren.”
5.1 Financiële voordelen op korte termijn
Lagere servicekosten versterken de concurrentiepositie bij verhuur van kantoor- en bedrijfsruimtes. Duurzame kantoorgebouwen met een lage energieconsumptie bieden projectontwikkelaars een sterk verhuurargument wanneer huurders een keuze moeten maken tussen vergelijkbare locaties.
Premiumhuur en kortere leegstand genereren direct hogere returns. BREEAM Excellent en LEED Gold kantoorgebouwen realiseren 5-15% hogere huurprijzen en 30% kortere leegstandsperiodes volgens onderzoek van JLL Nederland. Voor een kantoorgebouw van 5.000 m² kan de extra huurinkomst oplopen tot €300.000 per jaar.
Groene financiering verlaagt kapitaalkosten en verhoogt leverage mogelijkheden. Institutionele beleggers zoals pensioenfondsen en verzekeraars accepteren vaak lagere rentes voor vastgoed met duurzaamheidscertificering. Banken kunnen sustainability-linked loans verstrekken met rentekorting voor projecten die ESG-doelstellingen behalen.
5.2 Langetermijn waardecreatie en risicomanagement
Toekomstbestendige assets behouden veel beter hun waarde dan conventionele gebouwen. Het fenomeen van waardedaling van niet-duurzame gebouwen heet ‘brown discount’, met als gevolg lagere huuropbrengst, langere leegstand en hogere gebruikskosten.
Regelgevingsrisico’s worden ingeperkt door voorop te lopen op toekomstige eisen. De EU Green Deal en het Nederlandse Klimaatakkoord kondigen strengere eisen aan voor bestaande gebouwen. Ontwikkelaars die nu al hoge duurzaamheidsstandaarden hanteren, hoeven hun vastgoed later niet kostbaar te renoveren of te verkopen tegen lagere prijzen.
Daarnaast creëren reputatievoordeel en merkversterking een interessant concurrentievoordeel. Projectontwikkelaars die consequent duurzame projecten realiseren, worden door eindgebruikers, gemeenten en investeerders gezien als betrouwbare partners.
5.3 Maatschappelijke impact als competitief voordeel
Bijdrage aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen positioneert ontwikkelaars als maatschappelijk verantwoorde ondernemers. Nederland moet uiterlijk 2030 49% CO2-reductie realiseren ten opzichte van 1990. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor 40% van de CO2-uitstoot, waardoor duurzame projectontwikkeling essentieel is voor het behalen van deze doelstellingen.
Sociale impact door gezondere leefomgevingen verhoogt de maatschappelijke acceptatie van nieuwe ontwikkelingen. Duurzame gebouwen realiseren aantoonbaar gezondere leefomgevingen door betere luchtkwaliteit en hogere gebruikerstevredenheid. Dit leidt tot minder weerstand bij omwonenden en snellere vergunningsprocedures.
Economische impact door werkgelegenheid in de groene bouwsector versterkt de lokale economie. Elke miljoen euro geïnvesteerd in duurzame bouw genereert 6-8 voltijdse banen, waarvan 70% lokaal wordt ingevuld. Dit wordt gewaardeerd door gemeenten die economische ontwikkeling stimuleren door middel van hun vergunningsbeleid.
6. Conclusie
De Nederlandse vastgoedsector bevindt zich in een onomkeerbare transformatie. Duurzaamheid is geëvolueerd van optionele toevoeging naar commerciële voorwaarde. Duurzame gebouwen realiseren niet alleen hogere huurprijzen en kortere leegstand, maar zijn vooral toekomstbestendig in een markt met steeds strengere regelgeving en bewustere huurders.
Bij Necron Group geloven we dat strategische partnerships, transparante certificering en slimme technologie-implementatie essentieel zijn voor langetermijn succes. Zo draagt iedereen, van huurder tot ontwikkelaar en van aannemer tot overheid, bij aan een betere planeet. De vraag is niet langer óf de bouwsector verduurzaamt, maar wie de leiding neemt in deze veelbelovende transitie.
Necron Group zet zich in voor duurzame projectontwikkeling met meetbare impact voor people, planet en profit. Door innovatie, samenwerking en transparantie maken we duurzaam bouwen samen de nieuwe standaard. Kijk hier voor meer informatie over ons duurzaamheidsbeleid.

De toekomst van duurzaam bouwen ziet er rooskleurig uit